Sinds een paar jaar kom ik regelmatig in Maarssenbroek om mensen te bezoeken. Terwijl ik mijn weg zoek langs het kronkelende fietspad, gaan mijn gedachten naar de planologen die deze wijk getekend hebben. Ze moeten gedroomd hebben van een veilige plek, waar je als fietser door een groene oase gaat en als automobilist weliswaar bochtig, maar wel zonder belemmering de wijk uitrijdt. Er zijn voorzieningen en het openbaar vervoer is er onder handbereik.

Zelf groeide ik op in de Alexanderpolder, een nieuwbouwwijk uit de jaren zestig, waarvan mijn kinderen later tot mijn verbazing zeiden dat het een achterstandswijk is. Mijn vader vertelde ons regelmatig hoe blij hij was met al het groen in de wijk. Zelf groeide hij op in de stad, waar ze niet eens een potje mochten voetballen op het Pijnackerplein en dan met bal op het politiebureau belandden. Met onze familie op loopafstand en vele oude bekenden die ook naar deze wijk verhuisd waren, heb ik de wijk als een warm dorp ervaren. Als mensen me in later jaren meewarig aankeken omdat ik in mijn jeugd moest spelen op de galerij of op het strakgemaaide grasveld voor de flat, begreep ik daar niet veel van. Want ja, voor mij was dat heel gewoon.

Als twintiger droomde ik weleens van een woning aan de kust, waar mijn man vandaan kwam. Maar ik ben ik mijn leven lang in de nieuwbouw gebleven. Waarom? Ik denk omdat er geen reden is om weg te gaan. Iemand vertelde me: ‘Hiervoor woonde ik in een klein dorp. Maar als je daar iets wilde moest je altijd weg met de auto. Mijn schoonzus die er nog steeds woont wandelt nu met de kinderwagen langs de enige weg, terwijl ik hier langs de groene fietspaden loop naar de school, de bibliotheek, de arts etc. Een oude dame die ik bezoek met een flat vol met oude meubels en een prachtige verzameling glaswerk, vertelt me dat ze  vijftig jaar in Utrecht woonde met de familie om haar heen. Net als ik denk dat ze de stad wel zal missen vertelt ze: ‘Ik vind het hier zo heerlijk licht op de derde verdieping en we hebben zo’n mooi dakterras. In Utrecht durfde ik niet op straat, omdat ik bang was van de sokken gereden te worden. Mijn dochter woont hier in de buurt en de winkels zijn  aan de overkant, dus wat wil ik nog meer.’

Anoniemer is het hier natuurlijk wel. Een man zei: ‘Ik woon met heel veel mensen in mijn straat, het is zo’n lange kronkelende nieuwbouwstraat, maar vele mensen weten nauwelijks wat er speelt hier in Maarssenbroek’. Een oude dame vertelt me hoe ze met mensen gesprekken heeft als ze met de scootmobiel op Bisonspoor is. Door de gesprekken met hen realiseer ik me hoe belangrijk zo’n praatje is, als je verder nauwelijks de deur uitkomt. Zelf ben ik blij met mijn sociale kleine straat, met het speelplaatsje voor mijn raam en mensen die elkaar kennen.

Hoe is het om te leven in de droom van planologen, de nieuwbouwwijk? ‘Niets mis mee’, zeggen velen me. Hoewel het onbehagen er groeit net als het aantal proteststemmen, realiseer ik me dat een saai en gewoon leven eigenlijk geweldig is. Is dat het niet waar je naar verlangt als je ziek bent, of een andere crisis hebt? Ja denk ik, ondanks mijn aanvankelijke afkeer van een wijk vol kronkelige fietspaden waar ik altijd verdwaal, je krijgt in deze wijk vele mogelijkheden en waarom zou je er niet gewoon gelukkig zijn?