Afgelopen week was ik bij de Keti Koti viering en herdenking in Hoofddorp. De eerste spreker, een dame op hoge leeftijd gehuld in indrukwekkende Surinaamse kledij, werd met veel respect en warmte aangekondigd. Zij had zich jarenlang ingezet voor de komst van het monument en deze bijeenkomst. Inmiddels bestaat die verschillende jaren en een behoorlijke groep mensen van allerlei kleur had zich verzameld. Er waren bijdragen van een geslaagde zwarte onderneemster, de wethouder van Turks- Nederlandse afkomst, een mooie zangeres met gouden hoofdtooi en jongeren met mooie muziek en rap.

Mevrouw Venema, ontroerd door de vele jongeren die naast de officials gekomen waren om een bloem neer te leggen, vertelde wat haar hiertoe bewogen had. Deze geschiedenis is zo ingrijpend geweest dat die niet in een generatie verwerkt is. Mensen werden generatieslang verhandeld als koopwaar en verontmenselijkt en hadden te lijden onder slechte behandeling en het afgesneden zijn van je partner, ouders en kinderen. In de 150 jaar sinds de afschaffing probeerde haar familie een bestaan op te bouwen. Niet zeuren en hard werken was het devies waarmee ze opgroeide. Wat Nederlanders die opgroeiden na de Tweede Wereldoorlog zullen herkennen. Anders dan zij hadden ze geen rijke grachtengordel uit een ‘gouden eeuw’ als ondergrond voor hun identiteit. Zij hadden armoede en beschouwd worden als anders en minder als vertrekpunt. Nu het ons iets beter gaat durven we het pas hardop te zeggen: ‘Wat gebeurd is, is niet voorbij’.

Ik las bij Janice Deur die een carrière op kon bouwen in de mode en een boek schreef over Keti Koti: Mijn vader gaf me mee dat ik alles kon bereiken. Weliswaar wist ik dat ik als zwarte drie keer zo hard moest werken maar ik deed het. Tot ik een jong model tegenkwam die veel opdrachten misliep waar mensen tegen haar zeiden: ‘Je bent wondermooi maar we hebben al zo iemand als jij’. Toen vielen de schellen van mijn ogen. Er zijn grenzen waar ook onze jonge mensen tegenaan lopen. Zo wordt me regelmatig gevraagd waar ik vandaan kom. Als ik antwoord ‘uit Leiden’ dan vragen mensen: ‘Waar kom je echt vandaan?’ Een vraag die me op afstand zet. Die ook aan jonge mensen die hier geboren werd gesteld wordt. Overigens niet aan onze jongens van het Nederlands elftal, maar goed.’

Ik weet niet wat jij hiervan vindt. Ook ik vroeg me af waarom je iets dat zolang geleden gebeurd is moet gaan gedenken. Ik realiseer me nu dat dat komt omdat er zo lang gezwegen is. Dat ervaarde ik ook zelf. Toen ik lang geleden als student in Brazilië kwam, vertelden de mensen me over de Hollanders en hun slavenforten. Ik had daar nog nooit van gehoord. Ik wist alleen van slavernij via films over de Verenigde Staten. Ik vond het mooi bij de herdenking de jonge mensen te zien die met een bloem de voorouders eerden voor de kracht waarmee ze het lijden droegen en hun veerkracht om zich te bevrijden en een nieuw leven op te bouwen.

Wat gebeurd is is niet voorbij. Het voelt voor mij misschien ongemakkelijk om te weten met welk geld de mooie  grachtenpanden  en de mooie landhuizen hier  gebouwd werden. Maar ik begin maar met luisteren en ontdekken.

Corinne  Groenendijk