Gisteren zat ik in de warme zon achter de kerk en zag hoe de tomatenplanten gerooid werden.  Het is inmiddels oktober en de vrouw die ze rooide vertelde: ‘in deze tijd van het jaar groeien ze toch niet verder’. Ze plukte wel de groene tomaten van de takken om ze daarna in de vensterbank te leggen om verder te rijpen.

‘Wonderlijk is dat’, dacht ik, ‘dat we een paar zaden in de grond stoppen en er dan in de kerktuin zomaar tomaten groeien. En nog een wonder: ze worden zelfs los van de plant verder rijp.’ Toen ik in de nog warme zon verder om me heen keek zag ik meer tekenen van de herfst: de spinnen, maar ook de bessen in de bomen, bloeiende klimop en ga zo maar door. Bijna ongemerkt is de tijd om te oogsten aangebroken.

In de bijbel gaat het over geestelijke vruchten: ‘De liefde en de vreugde, de vrede allermeest, geduld om te verdragen en goedertierenheid, geloof om veel te vragen, te vragen honderduit’ zoals een lied het verwoordt. Het is een lied om in de herfst nog eens te zingen voor jezelf. Als ik kijk naar die tomaten mag ik me verwonderen over alles wat leeft en alles wat adem en levenskracht krijgt door God. Zo mag je je ook verwonderen over de geestelijke vruchten in je gegroeid zijn; liefde, geduld, vrede. Je kunt ze in gedachten eens in je hand nemen en denken: ‘van wie leerde ik dat?’ Misschien wel van mijn opa of oma. En hoe is mijn liefde eigenlijk verder gegroeid? Kijk er in gedachten maar eens naar en zie eens hoe mooi ze glanzen. En als je vooral denkt aan hoe groen jouw vruchten misschien zijn, bedenk dan dat God ze met liefde in de vensterbank legt, waar ze verder kunnen rijpen. Tot dat ze rijpen in de lente, Gods nieuwe toekomst van vrede, zoals het lied besluit.