“Ik geloof, dat ik het maar zal doen: ’s morgens voor het begin van het werk een half uurtje ‘naar binnen slaan’, luisteren naar wat er binnen in me zit.“ Deze woorden schrijft Etty Hillesum, een jonge joodse vrouw in haar dagboek. Het is september 1942. Als dochter van een slachtoffer van de eerste wereldoorlog heeft ze een veelbewogen jeugd achter de rug. Ze is juist begonnen aan een serie gesprekken bij de joodse vluchteling en psychotherapeut Julius Spier. Het schrijven in haar dagboek en het mediteren maakt deel uit van de behandeling, naast bijvoorbeeld het regelmaat aanbrengen in haar dagen.

Ik vind Etty’s woorden heel gewoon, ze zouden in onze tijd opgeschreven kunnen zijn.
Ze schrijft eerlijk, helder en beeldend over haar leven in een vrolijke mix van citaten van Rilke en andere grote geesten, verwikkelingen met vrienden en minnaars, tot aan de rommel in de keuken die ze nodig te lijf moet gaan. Misschien dat ze ook zo modern aandoet omdat ze levend in het verzuilde Nederland van de oorlog, uit haar boeken over psychologie, filosofie, theologie en literatuur zelf een eigen levensbeschouwing bij elkaar sprokkelt.

In de loop van de dagboeken lees je hoe ze stap voor stapt ‘alle kleinmenselijke rommel en franje van binnen opruimt’. Ze begint ook open te staan voor de ‘onderstroom in haar leven’’, zoals haar Jungiaanse therapeut het noemt. Voorzichtig begint ze voor de liefde die ze in haar leven ervaart, het woord ‘God’ te gebruiken. Tot ze uiteindelijk schrijft ‘dat het water in mijn ziel helder is geworden en het licht van de liefde tot op de bodem van mijn ziel kan schijnen’.

De oorlog gaat in haar schrijfsels een steeds grotere rol spelen. Het schokt me als ik lees hoe vroeg in de oorlog de systematische vernietiging van de joden is ingezet met eerst alle geboden en verboden daarna het afvoeren van de joden via Westerbork. Etty ziet het allemaal onder ogen. Maar ze wordt er niet cynisch van. Ze gaat innerlijk in verzet en probeert iedereen met liefde te zien, zelfs de nazi die haar vriend Julius Spier bij de roofbank slecht behandelt.

Etty’s dagboek laat voor mijn geestesoog de joodse medemensen langstrekken die via Westerbork afgevoerd werden. Ik besef: dit mag nooit meer gebeuren. Nu de polarisatie in onze samenleving groeit en er oorlog is ook in Europa, is het belangrijk te blijven werken aan onderling begrip en echte vrede. Zoals Etty schrijft. “Een vrede kan alleen een echte vrede worden later, wanneer eerst ieder individu in zichzélf vrede sticht en haat tegen medemensen, van wat voor ras of volk ook, uitroeit en overwint en verandert in iets dat geen haat meer is, misschien op den duur wel liefde, of is dat misschien wat veel geëist? Toch is het de enige oplossing.”

“Ik geloof dat ik het maar doen zal, elke ochtend een half uur mediteren.” Ik lees Etty’s woorden als een uitnodiging aan mijzelf en ons allemaal om haar weg te proberen. In de gesprekken met de groep mensen met wie ik in haar dagboeken lees, merk ik dat er ook nu liefde en kracht onder ons aanwezig is. We kunnen zoals Etty schrijft nog altijd ‘God of de Liefde opgraven in de harten van anderen’.

Ds. Corinne Groenendijk